Grote stap vooruit: minister David Clarinval geeft minstens 17.326 "meewerkende echtgenoten" de mogelijkheid toegang te krijgen tot het minimumpensioen
Op dinsdag 4 oktober heeft de Kamer in de commissie Sociale Zaken het wetsontwerp "meewerkende echtgenoten" van zelfstandigen goedgekeurd dat door federaal minister van Zelfstandigen en Landbouw, David Clarinval, werd ingediend. Hierdoor krijgen veel meewerkende echtgenoten van zelfstandigen toegang tot het minimumpensioen, aangezien de voorwaarde voor het minimumpensioen vanaf januari 2023 wordt aangepast. Het ontwerp zal op 20 oktober in de plenaire worden goedgekeurd en zal ten minste 17.326 "meewerkende echtgenoten" van (waarvan 88% vrouwen) toegang geven tot het minimumpensioen.
Ter herinnering, het statuut van meewerkende echtgenoot wordt toegekend aan elke partner (getrouwd of wettelijk samenwonend) van een zelfstandige die zijn zelfstandige echtgeno(o)t(e) of partner effectief helpt (regelmatig of minstens 90 dagen per jaar), die geen eigen inkomen van meer dan 3.000 euro per jaar heeft uit een zelfstandige beroepsactiviteit, en die geen eigen inkomen heeft als werknemer of ambtenaar en ook geen vervangingsinkomen dat persoonlijke rechten opent inzake sociale zekerheid.
Het is pas sinds 2003 en de creatie van hun statuut van “meewerkende echtgenoot” dat zij zich facultatief konden aansluiten bij het “maxi-statuut” waardoor zij sociale rechten konden verkrijgen, waaronder pensioenrechten. Deze aansluiting werd verplicht op 1 juli 2005.
Omdat deze opbouw van pensioenrechten er pas laat kwam, zullen bepaalde meewerkende echtgenoten, geboren tussen 1 januari 1956 en 31 mei 1968, dus niet kunnen voldoen aan de voorwaarde om voldoende pensioenopbouwende loopbaanjaren gepresteerd te hebben (of 30 jaar) om een individueel recht te openen op een berekening op basis van het minimumpensioen.
Om de vele meewerkende echtgenoten te ondersteunen die niet voldoen aan de voorwaarden om een individueel recht te openen op het minimumpensioen, voorziet de nieuwe maatregel in een aanpassing van de referteperiode voor de berekening van de voorwaarde voor de opening van het recht op het minimumpensioen. Voortaan zullen deze meewerkende echtgenoten, om toegang te krijgen tot het minimumpensioen in het stelsel van de zelfstandigen, een loopbaan (met andere woorden de periodes gepresteerd in het stelsel van de werknemers en dat van de zelfstandigen tussen 2003 en de pensioendatum) moeten aantonen die ten minste gelijk is aan twee derde (2/3) van het maximaal aantal jaren in de periode van 1 januari 2003 tot de pensioendatum.
Vervolgens gelden de normale regels voor de berekening van het minimumpensioen.
De maatregel is van toepassing voor de pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2023.
David Clarinval, minister van Zelfstandigen en Landbouw, verheugt zich erover dat er vooruitgang wordt geboekt met dit ontwerp: “We zijn nu al meerdere maanden bezig met dit wetsontwerp. Het is een belangrijke maatregel omdat die 17.326 “meewerkende echtgenoten” geboren tussen 1956 en mei 1968 (van wie de meerderheid vrouwen zijn) de mogelijkheid geeft toegang te krijgen tot het minimumpensioen. Dit is een grote stap voorwaarts voor zowel hun sociaal statuut, als voor de erkenning van hun werk. Ik ben er fier op dat dit ontwerp positief evolueert omdat het zo belangrijk is voor al deze meewerkende echtgenoten.”